Pasolini had, als hij nog geleefd had, alle drama in de bestuurscrisis van ons dorp onlangs vast interessant genoeg gevonden om er een grootse, meeslepende film uit te persen. (En dan bedoel ik natuurlijk niet de politicus Giuseppe Pasolini, maar de cineast Pier Paolo Pasolini.) Ik zie de verteller van het stuk al voor me, een man die tijdens een cursus over de training van het monitoren van coaches een voorspelling toegeworpen krijgt en daarna zijn zeilen zet naar de burgemeesterswoning, waarbij hij eerst langs alle wethouders trekt om hun een tamelijk bloedeloos verhaal te ontfutselen. De film eindigt er waarschijnlijk mee dat zowel burgemeester als wethouders met al hun gemeentepolitieke ervaring en talenten ook in het buitenland hadden kunnen gaan werken voor een veel hoger salaris, en dat ze door hun nobele keuze om gewoon in Nederland te blijven uiteindelijk worden vrijgepleit.
De berichtgeving van de crisis zinspeelde op een haperen van het college, maar ook van de raad; er werd een decor gebouwd voor een kat-en-muisspel waar de honden geen brood van lusten. De journalistiek zal er in ieder geval altijd van smullen als aanklachten met aanklachten worden tegengegaan, met de bedoeling de aandacht af te leiden van het oorspronkelijke argument – en dat een werkelijke aanpak van het probleem achterwege blijft. Als een dergelijke bal wordt teruggekaatst, is het voor de waarheid van de oorspronkelijke kritiek irrelevant of de veroordeler schuldig is aan een soortgelijke, foutieve terechtwijzing. In een discussie is zo’n afleidingsmanoeuvre jammer genoeg nogal effectief, omdat de andere partij zich vaak gedwongen voelt om zich tegen de beschuldiging te verdedigen.
Een gemene vorm is de betichting die gesteld wordt in een vraag die in feite bestaat uit twee vragen. Bijvoorbeeld: ‘Wanneer bent u precies gestopt met het verstrekken van valse informatie?’ Een dergelijke vraag is bedoeld om de ander in de val te lokken, en het is dan ook van belang eerst goed na te denken voor men deze beantwoordt. Een reactie als ‘Helemaal nooit!’ kan de bedoeling hebben dat men allicht niet kan stoppen met iets wat men niet doet, maar de opponent zal die uiting simpelweg gebruiken om de interpretatie dat er valse informatie verstrekt is nog meer te bevestigen. En om er zeker van te zijn dat je je bij het beantwoorden van een vraag niet in je eigen voet schiet, is het zowaar wel listig om te reageren op de (schijnbare) hypocrisie van de belager.
Laat ze maar komen met iets als: ‘Waarom x je nog steeds y?’ Je moet dan braafjes terugtrappen met: ‘Nou, zullen we het anders eens over jouw z hebben?’ Zo’n tegenaanval is gegarandeerd onderdeel van elke opleiding tot bestuurder.
In een situatie waarin verwijten over en weer de boventoon voeren, moet ik altijd denken aan de werken die ik gelezen heb van de politicoloog en socioloog Brumbach. Iedereen die iets bestuurskundigs doet of wil gaan doen zou Brumbach moeten lezen. In zijn beroemde stelling geeft hij aan dat communicatie is gegroeid uit de onwil om onnodig lijden toe te brengen, en dat die ook vooral zo gebruikt moet worden. Dit lijkt wat simpel, en is het eigenlijk ook. Maar soms moet je juist dingen niet moeilijker maken dan ze zijn. En veel welwillende filosofieën verkondigen ruwweg hetzelfde: als je niets positiefs kunt zeggen, zeg dan niets.