Door een kolossale internetstoring in onze gemeente onlangs konden miljarden mensen ongeveer vijf lange uren niet bereikt worden; ook het geplande webminar van een plaatselijke ondernemer kon geen doorgang vinden, waardoor alle drie de deelnemers de nuttige informatie over de advisering van het monitoren tijdens het coachen van cursussen moesten mislopen.
Als vanzelfsprekend sukkelde de communicatie in ouderwetse vormen gewoon door, en een groot deel daarvan werd gebruikt om de verantwoordelijken van het netwerk in diskrediet te brengen. Een veel gebezigd commentaar was dat het internetbereik in ons dorpeke nog miserabeler zou zijn dan dat in de dichtstbeboste gebieden van het voormalige Oostblok, en dat ons huidige communicatiecircuit daarom ronduit onacceptabel zou zijn.
Mocht deze vergelijking waar zijn, dan zou de reactie erop ook wel een zekere geldigheid hebben. Maar, interessant genoeg, of de bewuste stelling al dan niet waar is, wordt sowieso overschaduwd door de negatieve conclusie. Door in de argumentatie een misleiding te verwerken, kan een gevolgtrekking min of meer worden opgedrongen. Wat algemener en houterig geformuleerd ziet dat er zo uit: als je aanreikt dat hetgeen je wilt bekritiseren een bepaalde eigenschap deelt met iets wat zonder veel moeite door anderen als ‘slecht’ kan worden ervaren, dan is datgene wat je aanvalt daarom al ineens een stuk gesmeerder af te keuren. Dus ook als je bijvoorbeeld zegt dat Spanjaarden (en iedereen kan zich de Tachtigjarige Oorlog nog wel herinneren) graag paella maken en dat bijgevolg paella natuurlijk nooit lekker kan zijn, is er zo’n dwaling in het spel.
Het verdraaien of aandikken van woorden is iets wat vaker gebeurt in een communicatie, en niet altijd om moedwillig en cynisch dingen op scherp te zetten. De spreker kan zich ook gewoon gladweg vergissen – of hij kan juist bewust een soort grap willen maken. Als iemand bijvoorbeeld middels een retorische overdrijving aangeeft dat hij zonder zijn internetverbinding helemaal dood is, dan bedoelt hij deze disharmonie niet letterlijk of bedrieglijk.
In een conversatie moeten afwijkingen en tegenstellingen geaccepteerd worden. Dat is algemeen bekend; om te kunnen praten moet men kunnen slikken, is een dikwijls gehoord gezegde. De sociaal-antropologen Carl Sperlich en David Oll gaan nog een stap verder – zij stellen dat communicatie zelfs afhankelijk is van deze contrasten. (Zelf noemden ze dit simpelweg het conversationele afhankelijkheidsprincipe, maar in de wetenschappelijke volksmond heeft men het altijd over het Sperlich-Oll-principe, waarvan akte.) De dialoog aangaande bewegingen die een voortgang van de conversatie proberen te bewerkstelligen, hebben een strategie nodig die de democratische concepten van de communicatie uitdaagt, zo zeggen Sperlich en Oll. Verschillen in dingen als politieke voorkeur, gender, ras en klasse moeten daarbij juist aantoonbaar worden gemaakt om te kunnen worden heronderhandeld, en zo een zekere consensus te kunnen bereiken.
Het betreft een tamelijk complexe theorie, die tevens nogal omstreden is en volgens velen nog niet geheel uitgekristalliseerd, maar men kan zich voorstellen – om het even heel basaal uit te drukken – dat twee mensen die het volledig met elkaar eens zijn elkaar eigenlijk ook geen barst of moer meer te zeggen hebben.