Stelling van Kaselowsky

Door de afsluiting van de Burgemeester Uijenstraat en de Hoogstraat kwam ik bijna op tijd op de vergadering waarvoor ik onlangs uitgenodigd was van een bedrijf dat zich bezighoudt met het coachen van trainingen bij het geven van cursussen over advisering.
Het grootste deel van deze bijeenkomst, die de voorzitter interessant genoeg een paar inwendige kneuzingen opleverde, werd gevuld met het op verschillende manieren vertellen van dezelfde technische trucjes om gebrek aan begrip uit te buiten, maar op een gegeven moment kwam er een gesprek op gang, waarbij zelfs argumenten elkaar kruisten. Het behang in de kamer had een bijzonder aangename regelmaat – desondanks was de ontstane woordenwisseling een welkome afleiding. Het viel me op dat de deelnemers van de discussie voornamelijk bezig waren met het karikaturiseren van elkaars antwoorden en een verkeerde voorstelling neerzetten van elkaars standpunten. Het is natuurlijk heel makkelijk om andermans uit z’n verband gehaalde en opgeblazen argumenten onderuit te halen, maar het is tegelijkertijd een teken van zwakte.
Extreem gemaakte beweringen zijn simpelweg moeilijker te verdedigen, omdat ze minder of geen rekening houden met uitzonderingen, of met tegenstellingen. Om universele proposities als ‘alle p’s zijn q’ of ‘geen p is q’ te weerleggen, is immers slechts één tegenvoorbeeld nodig. Ontzenuwen van een stellingname dat accountants alleen maar een beetje getallen bij elkaar optellen, kan heel eenvoudig door aan te geven dat ze ook af en toe getallen van elkaar aftrekken.
En nou kan het best vermakelijk zijn om mee te maken hoe anderen elkaar proberen te verleiden om het meer belachelijke argument te verdedigen in plaats van het oorspronkelijke argument; op deze vergadering liep het jammer genoeg uit op een botte scheldpartij.
De meest nare dingen over elkaars manchetknopen vlogen over tafel, en ondanks het feit dat het natuurlijk onzin is dat er in de regel een sfeer van harmonie zou moeten zijn op de werkplek, moest ik aan de stelling van Kaselowsky denken. Deze zegt dat communicatie is geslaagd als anderen er geen (overdreven, blijvende) last van hebben. (Een wat engere definitie stelt dat ook de deelnemers aan de conversatie zelf er geen hinder van mogen ondervinden.)
Dit lijkt een naïeve kijk op communicatie – Kaselowsky was van huis uit rechtsgeleerde –, en je zou zeggen dat deze alleen over positieve communicatie kan gaan. Maar de stelling doelt in eerste instantie toch echt op eventueel financieel, lichamelijk of psychisch letsel. Dat betekent dat twee ruziënde mensen best een geslaagde communicatie kunnen hebben, zolang anderen maar geen werkelijk kwaad berokkend wordt, volgens Kaselowsky – wat succesvolle informatieuitwisseling is, is niet zomaar gebaseerd op de morele consensus van het volk.
Na afloop van de opmerkelijke vergadering sprak ik de voorzitter. Vanwege zijn bloedneus stond hij met zijn hoofd in zijn nek (en met zijn twee oren in zijn rechterhand) tegen de muur geleund. Ik zei dat hij wellicht beter een arts kon raadplegen, waarop hij antwoordde dat er niets aan de hand was. Aanvankelijk wilde ik aandringen en hem uitleggen dat communicatie in ieder geval niet is bedoeld om problemen te verbergen, ik besloot evenwel mijn verder te besteden tijd hieraan tot precies nul te reduceren.