In de tijd dat het nog blits was je gang te behangen met het filmscript van Annie Hall, was het minder hip om elke dag een ei te eten. Eieren zijn dan wel fiks rijk aan hoogwaardige eiwitten, met bovendien een collectie vitaminen en mineralen om je vingers bij af te likken, maar gezonde dingen zijn volgens de uiteinden van onze beleidsmakers blijkbaar niet altijd even goed voor onze lichaampjes geweest. Nou is het uiteraard tegenwoordig nogal onmogelijk om serieus te meten wat gezond voor ons is. Proeven op mensen die werkelijk bijdragen aan fatsoenlijk klinisch onderzoek zijn sowieso bij wet verboden. Het blijft dan een beetje bij experimenten met een man of 18 (van doe een gooi iets van 57 tot 70 jaar oud) die dan een keer of 5 worden uitgenodigd om een shake te drinken en daarna een dagdeel wat testjes te ondergaan. Wat die proefpersonen buiten het onderzoekslokaal allemaal op- en uitvreten wordt met een blind vertrouwen voor lief genomen. En dan komt daarnaast die paradox om de hoek kijken dat men zich anders gaat gedragen als men weet dat men gemonitord wordt. Hoe filter je dat er goed uit? Kippen laten zich makkelijker bestuderen, en eieren nog simpeler. Die laten zich probleemloos in voor hen gekozen ruimtes zetten en hele dagen filmen – zonder dat er vragenlijsten ingevuld hoeven worden over bijvoorbeeld privacy of opgedrongen meningen.
Voordat eieren de mens zouden kunnen bezoedelen zijn deze dus buitengewoon goed op allerlei manieren te analyseren. Hoe de samenstelling ervan varieert bij verschillende leefomstandigheden van de kip, bijvoorbeeld, is netjes te meten en aan te tonen. Op een website als researchgate.net is met de juiste zoektermen (egg quality, housing systems, laying hens) een keur aan resultaten van dergelijk onderzoek te vinden. Tegen een wellicht naïeve, maar goedbedoelde verwachting in ontdekken we dan dat de kwaliteit van eieren, in de zin van voedingswaarde en gehalte aan bioactieve stoffen, minder te maken heeft met de behuizing van de hennen en meer met hun etenswaar. Een kip die kilometers kan kuieren legt niet een significant ‘beter’ ei dan een kip die met tamelijk weinig bewegingsruimte en steeds dezelfde buren de dag doorbrengt – onder dezelfde gecontroleerde dieetcondities.
Hoe de kip zich in beide gevallen voelt, is vooralsnog toch gissen. Daar komt de menselijke arrogantie van de empathie-extrapolatie in het spel. Mensen willen graag een groot huis, dus kippen zullen ook wel ruim willen wonen. Men kan het de hen niet vragen – wel kan men observeren dat in grotere groepen kippen soms overgaan tot kannibalisme, en dat in omstandigheden met duidelijke afbakening pluimvee efficiënter en beter tegen parasieten en ziekten te beschermen is. Bij de stap van het ei naar de kip, bij de vraag wanneer die laatste zich fijner voelt, schakelt men in de discussie sowieso snel over van feiten naar retoriek. Gezondheid en tevredenheid worden dan om te beginnen al half op elkaar gelegd.
Voor de kippen zelf is dat natuurlijk al helemaal niet leuk. Die hebben immers, dat is alom bekend, een bloed- en spuughekel aan het gebruiken en bespelen van emoties met bombast puur en alleen om oorzaak en gevolg door elkaar te kunnen husselen. Ik leg mij hier met hen verder neer bij de woorden van Woody Allen (als het personage Alvy Singer) in de bioscoopscène met Marhsall McLuhan (als zichzelf).