Van ene Jantje wordt sinds 1779 gezegd dat hij pruimen zag hangen die zo groot waren als eieren. Die vergelijking roept echter net zo goed vragen op als dat ze verheldering biedt. Hoe groot waren die eieren dan, waar de dichter Hieronymus van Alphen hier, in de tijd waarin maatschappelijke onvrede zich dreigend over Europa uitrolde, op doelde? Van welke vogel of ander eierleggend wezen waren deze afkomstig? Pruimen met de afmeting van een struisvogelei werden in de achttiende eeuw als tamelijk bijzonder beschouwd, en nu is dat nog steeds het geval, maar het kan uiteraard ook goed zijn dat de pruimen de grootte hadden van een ei van een kolibrie – want dan is het van dichtbij bestuderen van zo’n steenvrucht eveneens de moeite waard. Toch, iets qua grootte vergelijken met een ei is in feite net zo veelbetekenend als zeggen dat je fiets ballonkleurig is.
Ik denk overigens dat ik er niet ver naast zit als ik stel dat Hieronymus in zijn gedicht over Jantje – die overigens heel braaf is en zelf niet de pruimen gaat plukken, maar dit zijn vader laat doen – de eieren van een kip voor ogen had. En dan, uiteraard, een gemiddeld ei. Niet overmatig groot, niet ontstellend klein, en in ieder geval groter dan een gemiddelde pruim, want anders zou de tekst van Van Alphen de plank goed misslaan. En ik veronderstel dat we van de dichter mogen interpreteren dat de pruimen zo groot waren dat twee stuks ervan meer dan bevredigend waren om aan de hedendaagse overheidsbetutteling aangaande gezond eten te voldoen. Of je het teveel aan pruim van de hoeveelheid dagelijks te verorberen groente af mag halen, durf ik niet te zeggen. De staatsvingerwijzing zegt dat het dag in dag uit moet gaan om ‘2 stuks fruit en 2 ons groente’, maar er wordt niet bij verteld of er misschien ook wel tussen ‘4 stuks fruit en 0 ons groente’ en ‘0 stuks fruit en 4 ons groente’ geschipperd zou mogen worden. Sowieso is het verwarrend dat in de eetrichtlijn fruit in eenheden wordt uitgedrukt en groente in gewicht. Alsof fruit niet te wegen is of groente niet te tellen. Alsof appels en peren niet op een eenduidige manier te vergelijken zijn met wortels en komkommers. Zelfs criticus Frank Zappa, die het in zijn oeuvre vaak heeft gehad over groenten, geeft hier geen uitsluitsel. Op zijn tweede studioalbum geeft hij enkel – tot twee keer toe – aan dat een pruim geen groente is. Van Alphen mengt zich, waarschijnlijk door een voorliefde voor opzettelijke provocatie en half gesluierde ironie, verder niet in een dergelijke discussie, en misschien ligt daar wel een aanwijzing dat het amper van belang is of de pruimen in Jantjes gezichtsveld klein of groot waren. Wellicht zocht de dichter gewoon een rijmwoord bij ‘verbood’. Jan zag pruimen en wilde die graag eten; de afmeting was voor hem van hooguit secundair belang. En ze waren lekker, dat zeker! Ze smaakten naar eigeel met suiker, maar dan frisser, zei Jantje misschien nog. Maar toen was de dichter al verdwenen.
En mogelijkerwijs had die Jantje gewoon een vertekend beeld van de pruimen. Omdat hij nogal slecht zag en een bril nodig had, of omdat hij die ochtend had gegeten van die paddenstoelen uit het bos, die er met dichtgeknepen ogen net als eieren uitzagen.
Je vraagt je af of het zelfs wel om pruimen ging. Wie zegt er dat Jantje niet langs een kiwiboom kuierde en geobsedeerd raakte door de verfijnde, op eieren lijkende vruchten ervan? Ja, niet van een kiwi, vanzelfsprekend.