Ei-eigenschappen #32

Eieren kijken niet naar De Wereld Draait Door of soortgelijk entertainment over het bastion Amsterdam. Maar eieren denken natuurlijk wel na over grotere thema’s zoals ethiek. Zo was ik laatst – stiekem – deelgenoot van een discussie die gevoerd werd door een aantal eieren over het wel of niet doneren van een half haantje aan een ooit vast ongebreidelde maar nu vooral hongerige zwerver. (Maar ja, stiekem, ach stiekem, zo de privacy schendend is afluisteren of begluren nou in wezen ook weer niet, omdat waarneming niet meer dan een abstractie is van het uiteindelijk waargenomene, natuurlijk.) Het gesprek vond plaats op een door de bank gesponsord uitje naar de grote stad. Normaliter moet ik daar niks van weten, maar als het gratis is heb ik graag niks anders te doen, en met mij vele eieren blijkbaar. En je weet hoe het gaat als er normen en waarden in het spel zijn. Er vormen zich groepen. Al gauw had elke groep ook een spokesperson, al noemden die zichzelf liever eileiders, omdat ze geen onnodig Engels in het leven wilden roepen.
De eerste groep die zo naar voren trad vond blijkbaar dat morele acties verband moeten houden met de consequenties die ze teweegbrengen. Hun roerganger wreef met zijn gespeelde vingernagels over zijn gespeelde revers zei: ‘Het lijkt mij evident, proteïne-confrères, dat de bewuste clochard meer nut heeft van de halve haan dan wij. Wij hebben al ons voedsel al bij ons. Zonder de halve haan komt het goed met ons, terwijl meneer de zwerver zonder de halve haan simpelweg lijdt. Moreel gezien wordt de wereld daarom beter als we ons haantje uit handen geven.’
Een tweede groep eieren droeg een conceptueel spandoek waarop stond dat ethische kwesties door intenties moeten worden gestuurd. Hun frontman tilde zijn denkbeeldige neus op en meldde met verfijnde stem: ‘Ja, maar, beste ovaalvrienden, een handeling wordt toch niet moreel verantwoord door het gevolg ervan? Het gaat ’m juist om de bedoeling ervan! Als we nu die bedelaar alleen maar een half haantje geven omdat dat goed oogt en we daarmee wellicht onze sociale prestige verhogen, is het feitelijk helemaal geen deugdzame daad. Alleen de reden en de bedoeling van het helpen van de arme man kunnen de handeling als goed laten tellen.’
‘Nou, nou, nou, nou, nou,’ zei de zijn virtuele vingers knakkende woordvoerder van een derde groep eieren, die allemaal een imaginair T-shirt met daarop de tekst MORAL DUTY RULES! droegen. ‘Acties zijn niet alleen maar moreel door intenties! De intenties moeten samenhangende universele regels volgen. Als het geven aan de armen een morele plicht is, en dat is het, dan volgt de moraal die plicht, en niet alleen maar om zomaar een beetje goed te doen.’
Even leek het erop dat er een consensus was en dat alle aanwezige eieren bereid waren om de vagebond van zijn honger en misschien wel zijn bittere teleurstelling af te helpen. Het halve haantje maakte zich al klaar. Maar toen verscheen er ineens een nieuwe eiergroep in het gangpad van de bus. Hun commandant pruilde zijn illusoire lip en zei: ‘Gratis daklozen helpen is idioot. Daar verdienen we niks aan. Die halve haan is van ons. Liever maak ik die kapot voor mijn eigen lol dan dat ik die zomaar weggeef!’
Er viel een stilte, en daarna hoorde je alleen nog maar die eieren die zich het liefst eien noemden (naar Ayn Rand). Het was toen, precies toen dat moment, maar het kan ook iets erboven of eronder zijn, dat ik besefte dat ik wat last had van surrealisme.