Ei-eigenschappen #6

Bijgeloof klinkt als iets wat je naast een religieus hoofdgerecht kan opscheppen. Nou heb ik in een restaurant weleens het vergeefse vermoeden dat er nog een bak heilige boontjes of zo aankomt, maar daar heeft bijgeloof dus niets mee te maken.
Jaren terug liep ik met mijn enige broer over de hei toen er opeens een badkuip op hem viel; ik had die dag rode sokken aan. Het is altijd een mysterie gebleven hoe er een badkuip zomaar uit de lucht naar beneden kwam, maar ik heb sindsdien af en toe nog steeds onverschrokken rode sokken aan, puur om overtuigingen die nergens op gebaseerd zijn een poepie te laten ruiken, en er is nooit meer een badkuip op een broer van me gevallen.
Bijgeloof is daarom niet aan mij besteed. Mijn broer was er aan de andere kant niet vies van. Wat dat betreft was hij echt een onnozele. Zo moest hij een gebakken ei altijd bestrooien met zout alvorens hij het at. Anders zou het hem niet bekomen, zei hij.
Als hij een eiergerecht maakte (denk bijvoorbeeld aan een omelet of een soufflé), zorgde hij er met enige paniek steevast voor dat de eierschalen in kleine stukjes in de afvalbak verdwenen. Intacte eierschalen zouden immers door heksen gepakt kunnen worden om daarmee de zee op te gaan en dan vreselijke stormen te veroorzaken. At hij een gekookt eitje dan brak hij om te beginnen al zijn lepel door de lege schaal heen. Dit om de duivel buiten te laten, die graag in eieren huist omdat de toch ietwat zwavelachtige geur hem aan zijn thuis doet denken.
Doorgaans gooide mijn broer de eierschalen trouwens niet in de afvalemmer, maar juist in zijn moestuin. Volgens hem zou die daad een overvloedige oogst garanderen (in zijn geval van frambozen, uiterst geschikt om jam van te maken of weg te geven). Eieren staan immers ook symbool voor vruchtbaarheid. Twee dooiers in een ei vond mijn broer derhalve helemaal geweldig. Voor hem zou het eten daarvan hem zegenen met het krijgen van veel kinderen. Tegelijkertijd dacht hij dat als je totaal niks eet de kans op een nageslacht aanzienlijk kleiner wordt. In die gedachte konden we elkaar weer vinden.
Ooit bakten we samen een cake, mijn broer en ik. Speciaal op zijn verzoek moest dat gebeuren terwijl de zon opkwam, en de eierschalen mochten toen pas weggegooid worden nadat het baksel geheel en al klaar was. De hond vond de cake overigens heel lekker.
Mijn huisarts doet ook aan bijgeloof. Volgens hem kun je van met salmonella besmette eieren ziek worden. Hem kennende kan dat ook een truc van hem zijn om aan de kookkunst van zijn vrouw te ontsnappen.
Mijn broer vond het onzin om eieren de schuld te geven van een eventuele besmetting. Als hij tijdens het eten van een ei wat salmonella tegenkwam, dan schoof hij dat gewoon naar de kant van zijn bord. Artsen zouden, om hun klandizie te vergroten, appels met salmonella moeten besmetten, zei hij altijd.
Maar mijn broer was sowieso nooit ziek. Ik ook niet. Mijn moeder waste ons vroeger namelijk elk jaar met het water waar ze het eerste paasei mee geverfd had. En daarna liet ze ons water drinken uit de schaal van dat ei. Volgens de plaatselijke waarzegster zouden we daarmee altijd vrij zijn van zieke geesten en groot, sterk en gezond worden. We konden bij wijze van spreken alleen maar doodgaan als er een badkuip op ons zou vallen, zei ze grappend.
Ik weet nog dat we allemaal heel uitbundig moesten lachen toen.