Het duivelshaartje

Waar de schaduwgevende eikenbomen de weilanden een ziel geven en op het landschap een stempel van standvastigheid en trouw drukken, hier niet ver vandaan, werd eens een boerenzoon in de vliezen van zijn moeder geboren. Zijn heksachtige tante was bij de bevalling aanwezig en voorspelde dat hij later door middel van een huwelijk van adel zou worden. Het verhaal ging vurig de streek rond, om na enkele jaren weer uit te doven.
Maar toen de jongen veertien werd, stapte hij tot ieders verbazing boud naar het kasteel van de hertog om diens dochter tot vrouw te vragen. De hertog moest in eerste instantie lachen, maar ook hij had van de rare voorspelling van al die jaren terug gehoord.
‘Voor de hand van mijn dochter zul je me een gouden haar van de duivel moeten brengen,’ zei de hertog, met de hoop van het gedoe af te zijn.
En dus ging de boerenzoon op pad, en niet lang daarna kwam hij bij een poort naast een droogstaande fontein.
‘Vertel me waarom de fontein geen wijn meer spuwt,’ zei de daar die dag werkzame poortwachter, ‘en ik zal je doorlaten.’
De boerenzoon gebruikte zijn charmes en beloofde de wachter op zijn terugweg het antwoord te zullen geven. De man stemde toe, en de boerenzoon zette zijn reis voort, tot hij weer bij een poort kwam, deze keer met een kale boom ernaast.
‘Vertel me waarom de boom geen gouden appels meer draagt,’ zei de bijbehorende poortwachter, ‘en ik zal je doorlaten.’
Wederom wist de boerenzoon met vriendelijkheid de schildwacht te overtuigen dat hij het antwoord op zijn terugweg zou geven, en hij mocht verder trekken. Enige tijd later bereikte hij een rivier, waar hij een veerman trof.
‘Vertel me waarom ik gedoemd ben voor altijd heen en weer te varen,’ zei de veerman, ‘en ik zal je naar de overkant brengen.’
Ook nu wist de boerenzoon de man in te palmen, en ze spraken af dat hij het antwoord bij zijn terugkeer zou geven. Aan de overkant van de rivier zag de boerenzoon de duivel schokkerig dronken op een bankje liggen.
‘Ha, daar is die gekke veerman,’ murmelde de duivel. ‘Die idioot die maar op en neer moet blijven varen tot hij de vaarboom aan iemand anders geeft.’
Toen viel de duivel pardoes in een diepe dronken slaap. De boerenzoon trok snel een haar uit een van de wratten van de duivel en maakte rechtsomkeer. Bij de rivier aangekomen legde hij aan de veerman uit hoe die onder zijn lot uit moest komen.
‘Geef die vaarboom maar even hier,’ zei de boerenzoon. ‘Voel je dat die last nu helemaal van je schouders valt?’
‘Ja!’ zei de veerman. ‘Dank je voor de tip. Geef die vaarboom nu maar snel terug.’
De veerman was zo blij dat hij aan de boerenzoon vertelde wat de problemen waren met de appelloze boom en de wijnloze fontein, en toen ze weer aan de overkant van de rivier waren beloofden de twee elkaar te zullen schijven.
Zowel de mensen van de appelboom als die van de fontein beloonden de boerenzoon met een ezel beladen met goud en juwelen. Met zo veel bezit kon hij een adellijke titel ook wel kopen, wist de boerenzoon. En dus gooide hij de duivelshaar weg, wiste hij de hertogsdochter uit zijn geheugen, en keek hij op zijn kaart waar de dichtstbijzijnde herbergen en bordelen waren.