Waar het landschap maar zelden oranje gloeit onder een verbrande lucht, waar juist de aangename regenval de florerende bossen op heuvelachtige kronen voedt, hier niet ver vandaan, waar de meren als hoefafdrukken van hemelse paarden verspreid liggen, leefde eens een meisje, Grietje genaamd, dat wilde trouwen.
Grietje was uiteraard heel erg slim, net als alle vrouwen, maar niet zo slim dat ze wist dat mannen helemaal niet van slimme vrouwen houden, en dat ze zich daarom wellicht beter maar minder slim voor moest doen dan ze daadwerkelijk was.
Haar oog was gevallen op Frans, de burgemeesterszoon. Frans kon de betweterigheid van Grietje echter niet goed verdragen. Dat was al zo toen ze nog samen op school in dezelfde klas zaten. Grietje had een bril, en Frans niet. En dat was volgens Frans ongeveer de voornaamste reden dat hij beduidend lagere cijfers haalde dan Grietje.
Omdat Grietje dag in dag uit om hem heen bleef dansen en hem aandacht bleef schenken, besloot Frans hier met een volgens hem slimme truc voor eens en voor altijd een eind aan te maken.
‘Ik zal met je trouwen, Grietje,’ zei hij op een dinsdagmiddag, in zijn handen wrijvend. ‘Als het je lukt om een zekere opdracht uit te voeren, zal ik met je trouwen. Maar lukt het je niet, dan moet je me verder ook met rust laten.’
‘Kom maar op,’ zei Grietje verrukt. ‘Laat maar horen!’
‘Ik zal met je trouwen als je me binnenkort bezoekt, maar je moet dan niet overdag komen, en ook niet in de nacht. Je moet niet lopend komen, en ook niet rijdend. En je mag niet gekleed zijn, maar tegelijkertijd niet ongekleed.’
Grietje keek, na het aanhoren van de opdracht, eerst bedenkelijk, maar moest toen weer vrolijk lachen, wat Frans op zijn beurt toch wel wat nerveus maakte.
De volgende dag, bij het ochtendkrieken, stond Grietje voor de burgemeesterswoning en klopte op de deur. Het was geen dag en geen nacht. Frans deed gapend open en zag Grietje gehuld in een visnet. Ze was niet ongekleed, maar toch ook niet gekleed. Met één been stond ze op de grond en haar andere been lag op de rug van de geit die naast haar stond. Ze was blijkbaar niet komen lopen, maar ook niet komen rijden.
Er moest dus getrouwd worden. De ouders van Frans hadden daar inmiddels zelfs weet van. Maar hoewel ze begrepen dat hun zoon Frans – met zijn bochel, zijn haakneus en zijn doorlopende wenkbrauwen – moeilijk aan de vrouw zou kunnen komen, vonden ze Grietje toch ook maar niks.
Ze stelden aan Grietje voor om van het huwelijk af te zien. In ruil daarvoor mocht ze het mooiste wat ze maar kon vinden in huis uitkiezen en meenemen. Grietje stemde toe, maar eerst wilde ze dan wel voor de hele familie koken. Haar plan was om iedereen te bedwelmen en dan Frans te ontvoeren. Hij was immers het mooiste in huis, vond zij.
De ochtend daarop werden Frans en zijn ouders houtenkopperig wakker. Al snel merkten ze op dat Ans, de zus van Frans, niet meer in huis was.
Ans werd wakker in een heerlijk zacht en warm bed aan de andere kant van de stad.
‘Als ik wist dat Frans zo’n mooie zus had, had ik niet zo veel energie in die engerd gestopt,’ zei Grietje. En Ans moest lachen, waarna ze kusten.