De hertogsdochter

Op Zonnekesdag trokken alle jonge mannen, zoals gebruikelijk, naar taveerne De Ruwe Maagdentong, niet ver hier vandaan. Het was een mooi jaargetijde geweest en iedereen had volop reden tot feesten. Toch ligt er bij elk gelag wel een smet op de loer en zo werd, toen de maan op z’n hoogst stond, de broer van de hertog in zijn gat gebeten door Peer, een jonge varkensboer uit een van de omliggende gehuchten.
De hertog zou het er niet bij laten zitten. Met kaakslagen en andere krenkingen jegens zijn familie maakte hij in de regel korte metten. Peer wist dat ook wel, dus toen hij de volgende dag ontwaakte, toog hij subiet naar De Ruwe Maagdentong om te peilen wat de schade eigenlijk was waar hij mee te maken had.
Buiten de taveerne stond Gertrudis, de onooglijke dochter van de hertog, onze jonge boer op te wachten. Peer herkende haar meteen; alleen al om haar scheelheid was ze in de wijde omtrek bekend.
‘Ik heb gehoord over je twist met mijn oom,’ zei Gertrudis tegen Peer. ‘Het zal je duur komen te staan.’
‘Ach, het was een misverstand,’ zei Peer. ‘Ik denk dat het wel met een sisser af zal lopen.’
Maar Gertrudis deelde Peers geruststelling niet, en ze vertelde hem dat ze haar oom en haar vader die ochtend over het voorval had horen praten en dat de beide mannen werkelijk furieus waren. Er zou de jonge boer een flinke straf te wachten staan.
Toch wist Gertrudis ook nog wel een manier om hem van zijn ellende te redden. Als hij met haar zou trouwen, zou hij bij de familie horen, en dan zouden de hertog en diens broer hem moeten vergeven; dat was nou eenmaal de code in die tijd.
Peer dacht eens diep na, en daarna nog een keer. Hij had toch niet echt trek om met deze lelijke hertogsdochter te huwen. Echte status zou hij er niet door krijgen. Gertrudis had vijf oudere broers, dus serieuze bezittingen en een fatsoenlijke titel zaten er voor Peer niet in. Maar ja, hij had nog minder zin om verbannen te worden of de rest van zijn kerstmissen in een kerker te vieren. En dus besloot hij maar op Gertrudis’ voorstel in te gaan.
Peer beloofde Gertrudis met haar te trouwen, en samen trokken ze naar het kasteel van de hertog om het goede nieuws te verkondigen. Toen ze bij de centrale hal van het kasteel aankwamen, liep de broer van de hertog het tweetal tegemoet.
‘Zand erover,’ zei hij, terwijl hij Peer een hand gaf. ‘Ik lokte het eigenlijk uit gisteren.’
Peer was enigszins opgelucht, maar die belofte aan Gertrudis hing ook nog in de lucht, en toen hij daarover vertelde aan de hertog vond die dat hij zich daar als rechtschapen man ook aan moest houden.
Wat zwaarmoedig ging Peer naar huis om nog wat spullen op te halen en dingen te regelen voor de trouwerij. Onderweg kwam hij langs De Ruwe Maagdentong. Binnen vertelde hij de herbergier over zijn tragiek.
‘Drink dit toverdrankje maar,’ zei de herbergier glimlachend, toen hij het verhaal aangehoord had. ‘En betalen hoef je pas als je straks aangetrouwde familie van de hertog bent.’
Peer bedankte de man, dronk een glas, en al snel werd hij glunderend warm.
Na twee flessen van de toverdrank kwam Gertrudis de taveerne binnen om haar aanstaande man te zoeken. Peer viel voor haar op z’n knieën.
‘Daar is ze,’ riep Peer. ‘Mijn hemel, wat is ze mooi. De betovering is gebroken. Ze is een prinses geworden!’