Zulk een meiske moet ik in ere houden, want
zij houdt mijn drang naar mooie indrukken zuiver,
zij redt mij, met andere woorden, telkens weer
van de handenschuddende dwang der gewoonte.
Haar openhartigste verhalen zijn alle
gebouwd op een wonderlijke rust, waarin ik
haar kus en mijn omarmendste rollen vertoon;
lichtvoetig voordragend wiegt zij dan haar bekken.
Haar puur dierlijke handelingen zijn altijd
een heerlijk verlengen van mijn onstuimigheid,
nooit willekeurig fladderend of dobberend,
maar terdege voedend en voelbaar opbouwend.
Haar volmaakte zijn moet een soort kwelling wezen
voor iedereen die zich graag een realist noemt;
al het normale, gangbare, gemiddelde
treedt zij met voeten – subtiele, zoete voeten.
Haar liefde is geen doel, maar alleen gereedschap
om een bijzonder lustoeuvre mee te stichten.
Zij ontwricht mij, vastgeroeste, en ze richt zich
erop om voor mij alleen samen een te zijn.
Zulk een meiske is zij – met het accent op drift
fluit ze haar adem en fluistert ze haar hartslag.
En al voel ik me louter haar voetnoot, zij laat
me de kern zijn van al haar pronte principes.
Eén antwoord op “Op een Mechelse schone, en zelfs nog herder”
Reacties zijn gesloten.