Het was de bel die ging.
(Och nee, toch niet de buurman – dat ik tegen zijn heg aangereden ben, dacht Dirk.)
Dirk opende de deur, met sleutel, klink en tegenzin.
– ‘Ha, die Dirk. Weet jij misschien wat er met mijn heg is gebeurd?’
‘Nee, maar ik kan ook helemaal niks weten. Ik ben namelijk niet thuis.’ (Dat gejank met zijn heg altijd.)
– ‘Niet thuis? Maar ik zie je toch?’
‘Nou ja, dat komt natuurlijk omdat u zich beperkt tot observeerbare kennis. Het veronderstellen van theoretische entiteiten gaat compleet langs u heen.’ (Eigenlijk door je heen, lege spons.)
– ‘Ik kan je niet volgen.’
‘Dat u een empirist bent, zeg ik.’ (Dikke lul, drie bier dus.)
– ‘Maar wat heeft dat te maken met het gegeven dat je wel of niet thuis bent?’
‘Het gaat om uw vraag. Hierin bestaan de mogelijkheden: ja, nee en niet thuis. Mijn oordeel inzake dit onderdeel is u medegedeeld. Meer is hierover niet te melden.’ (Dikke lul, twee bier en een cola, eigenlijk.)
– ‘Ik begrijp je niet helemaal, Dirk. Ik wil gewoon vragen of je iets van mijn heg weet.’
‘Tja, ik luister naar de aannames die u verwoordt, maar ik herken hierin toch onvoldoende argumenten om een ander standpunt in te nemen.’ (Kan er niet een steen op die man vallen?)
– ‘Maar ik zag je net gewoon met je auto tegen mijn heg rijden. Net als elke dag eigenlijk.’
‘Kan het niet zijn dat u een kabouter zag? Een die erg op mij leek? Van een afstand zien kabouters er namelijk verdacht vaak precies uit als gewone mensen. Bovendien heeft u uw ogen waarschijnlijk half dicht tijdens het masturberen. Dus helemaal zeker zijn van wat u ziet, zit er bij u wellicht niet in.’ (Ik zou een moord doen als het nu ging regenen.)
– ‘Mag ik zeggen dat ik je houding bijzonder vervelend en oncoöperatief vind?’
‘Van mij mag u dat zeggen, maar ik zou het prettiger vinden als u dat een stuk verderop doet.’ (Had ik nou gisteren nog maar wat extra bonen gegeten. Dan had ik hem nu wellicht weg kunnen ruften.)
– ‘Ik maak er geen gebruik van om iedere flauwe opmerking te bevestigen, maar wat je net zei heb ik wel begrepen.’
‘Op zich ontvang ik altijd graag reactie op mijn uitingen van buurmannen en andere lieden. Dat biedt mij namelijk de mogelijkheid mijn cynisme te evalueren en waar nodig en mogelijk de kwaliteit ervan te aan te scherpen.’ (Ik moet trouwens pissen.)
– ‘Ik heb het idee dat je me niet serieus neemt, Dirk. Je weet hoe belangrijk mijn heg voor me is.’
‘Niets is zo belangrijk als het hebben van een idee. Ik benijd u wat dat betreft.’ (Ik ga potjandosie pissen ook!) ‘Ik zag net dat uw heg een beetje droog stond.’
Dirk liep naar buiten, naar de overkant van de straat en begon tegen de heg te plassen.
– ‘Ik weet eigenlijk niet of de heg daar wel voor gebruikt mag worden. En vat je trouwens geen kou zonder puntmuts?’
Het werd avond, nacht en weer ochtend.
Eén antwoord op “Glutamatische piloot”
Reacties zijn gesloten.