Een bak lyrische epoëtine

adresenvelop
Bij de helpdesk van de vuilstort was het een drukte van jewelste. Niet alleen de telefoon was continu in gebruik, maar ook aan het loket stond een rij van hier tot een heel stuk verder. Van de nieuwe service van het terugvinden van per ongeluk weggegooide spullen werd gretig gebruikgemaakt. De respons was veel hoger dan verwacht.
‘Ja, goedemiddag,’ zei mevrouw Jansen, die net aan de beurt was. ‘Ik zoek mijn fles sherry. Een helemaal volle fles. Nog maar één klein slokje eruit. Vorige week heb ik die fles weggegooid, maar dat was eigenlijk niet de bedoeling.’
‘Geen zorgen, mevrouwtje,’ zei vuilverwerkingshelpdeskmedewerker Rogier. ‘Wij gaan dat voor u fixen. Dat hoort nou eenmaal bij onze hanteringsvoorwaarden. Hoe zag het item eruit?’
‘Het is een fles en er zit sherry in.’
‘We gaan ons best doen. Flessen doen we morgenochtend, zowel de inkaartbrenging als de recherche, dus als u morgen in de middag terugkomt denk ik dat de validatiestatus zo is dat uw fles er wel bij zit.’
‘Wat doet u dat goed,’ zei mevrouw Jansen. ‘U zou daar een boek over moeten schrijven.’
‘Weet ik,’ zei Rogier. ‘Maar ik moet al een boek schrijven over plastic tassen en ook een over het tweede jeugdelftal van VVSVVV. Dus waar moet ik de tijd vandaan halen?’
‘Een neef van mij,’ mengde mevrouw De Vries zich in het gesprek, ‘die moet een boek schrijven over urineren tegen de kerk.’
‘Dat is toevallig,’ zei mevrouw Van Zwieten. ‘Mijn buurman moet ook een boek over de kerk schrijven.’
‘Nou,’ zei Rogier. ‘Ik heb ooit een boek gelezen over iemand die een boek aan het schrijven was over iemand die een boek over de kerk aan het schrijven was. En dat liep allemaal niet zo prettig af. Dus pas maar op.’
‘Voor wie?’ vroeg mevrouw Jansen. ‘Voor de schrijver over de kerk of voor de schrijver over de schrijver over de kerk?’
‘Voor mij,’ zei Rogier. ‘Tijdens het lezen viel ik namelijk van de trap. Op de papegaai van de buren. En die beet toen de hond van de andere buren dood.’
‘Gutje,’ zei mevrouw De Vries.
‘Inderdaad gutje,’ zei mevrouw Van Zwieten.
De schaftsirene klonk.
‘Sorry mensen, even boterhammen eten!’ riep Rogier naar de rij wachtenden en hij sloot het loket.
De kantine serveerde die middag boterhammen. Met vier soorten zalm. Het was immers vrijdag.

‘Ik ben helemaal geen Marokkaanse Turk. Ik ben een Turkse Marokkaan,’ zei Sven nogal hoorbaar, toen hij de kantine binnenkwam. Turken hebben niet eens de antiaanbaklaag in hun hersenpan om bij de stort te kunnen werken, vooral de Marokkaanse niet. Dus dat ik hier werk zou al voldoende aanwijzing moeten zijn voor anderen dat ik een Marokkaan ben en geen Turk. En dat ik dan toevallig Turks ben, daar kunnen mijn ouders ook niets aan doen!’
‘Sorry, Svennetje,’ zei George de Utrechter. ‘We zitten je gewoon te pielen, man. Rustig aan. Of ben je met de verkeerde souvlaki uit bed gestapt?’
George de Utrechter had naast de lachers ook wratten op zijn hand.
‘Souvlaki? Dat slaat echt helemaal nergens op,’ zei Sven. ‘Souvlaki is een Grieks vleesgerecht. Niet eens Turks of Marokkaans.’
‘Nou, dan slaat het dus op een varken of zo,’ zei George de Utrechter. ‘Maar, kom op, ik zit je te pielen.’
De twee mannen gingen bij Rogier aan tafel zitten.
‘En, George?’ vroeg Rogier aan Sven. ‘Heb je nog interessante dingen moeten terugvinden op de belt?’
‘Wat heet interessant,’ zei Sven. ‘Weer veel kaliumjodidetabletten vandaag. De mensen hebben veel spijt van het weggooien van hun kaliumjodidetabletten. En ik snap dat wel, hoor. Dan heb je zo’n opwelling. En dan denk je van hoppakee. En een paar dagen nadien krijg je dan last van je wroeging.’
‘En jij, Sven?’ vroeg Rogier aan George.
‘Ik moest op pad voor iemand die zowel per ongeluk zijn belastingaanslag als zijn boemerang had weggegooid.’
‘Dubbele pech, dus.’
‘Dubbele pech!’

Een paar uur later begon het weekend en bleek dat Sven ineens een auto had, terwijl de auto van Rogier juist gestolen was. Alle mannen van de stort moesten vreselijk lachen om het stomme toeval.
‘Echt, wat wij toch allemaal meemaken!’ zei George.