Willem van Ranja was net een dag oud en toen moest hij alweer opstaan. Zo ging het nou altijd, vond hij.
Naar school gaan vond Willem geen enkele keer onplezierig, vooral als de school dicht was en al vroeg merkte hij dat hij een gave had voor dingen niet begrijpen. Als het speelkwartier afgelopen was en de kinderen staakten hun geren in verschillende schema’s en patronen en ze stelden zich op in rijen, riep de leraar: ‘En nu gaan we allemaal naar binnen.’
En de kinderen gingen ook allemaal naar binnen! Willem van Ranja was toen al gefascineerd door de vooruitziende blik van zijn leraar. Hoe kon die leraar weten dat alle kinderen naar binnen zouden gaan?
Willem van Ranja ging dan vaak op de stoep zitten – hij had altijd een stoel bij zich – om teksten te schrijven die Leonard Cohen toch nooit zou gebruiken.
Het was in die dagen dat onze Willem een droomachtig visioen en/of visioenachtige droom had. Willem van Ranja zag zichzelf zitten op een redelijk comfortabele stoel. Een stoel of honderd rechts van hem zat Jezus. Een stoel of dertig rechts van hem zat Hitler. Willem stond op en liep naar Jezus toe.
‘Hee Jezus,’ zei hij, ‘waarom zit Hitler dichter bij jou dan ik?’
‘Hitler is bekender,’ zei Jezus.
‘Oké, dan snap ik het,’ zei Willem van Ranja en hij ging terug naar zijn stoel.
‘Trek het je niet aan,’ zei Adam, die net langs liep en een drankje was wezen halen. Zijn vijgenblad had hij aan een koordje om zijn nek hangen. ‘Iedereen weet: zwijgen = toestemmen; meedoen = beter dan winnen; neuken = vies; opstaan = verplicht en toestemmen = goud. Da’s zo’n beetje de filosofie hier, me’n drang daarbij om het ook hieronder duidelijk te maken.’
Plots likte de hond Willem van Ranja wakker. En hij had niet eens een hond! Wel wist Willem van Ranja toen wat hem te doen stond. Hij moest zorgen dat hij jobhopper of iets werd. Want dan hoefde je zelf niets te produceren en kon je tot het einde der dagen mee blijven eten met mensen die wel werken. Dan hoefde je namelijk niet begaan te zijn en was het makkelijk te klimmen in je salaris. Zo was het namelijk beschreven in de grondwet: “mensen die niks kunnen en in het middenkader terecht zijn gekomen, mogen nooit in salaris achteruitgaan als zij van job hoppen.”
Wel moest je dan mobiel telefonisch of telefonisch mobiel beschikbaar zijn. Da’s dan weer een nadeel. Het is altijd wat met de wereld. Iemand zuchtte en Willem van Ranja vond dat hij het was.
Maar ach, nadenken over een professionele loopbaan was ook nog wat vroeg voor Willem van Ranja. Eerst moest hij maar eens fatsoenlijk zijn scholing afmaken zonder daarbij te vaak zijn leraren uit te lachen. En bovendien: wie zegt er dat er over pak um beet tien jaar nog jobhoppers nodig zijn in de wereld? Met dit soort hedendaagse, alleswetende helden dat er overal rondliep en -hopte, was de kans nogal groot dat binnen een generatie dingen als jobs en hopmogelijkheden gewoon helemaal niet meer zouden bestaan! Da’s verdomd lullig als je na zoveel jaar gezellig je jobhopperspraktijk opent en er blijkt ineens niemand meer behoefte te hebben. Geen geld verdienen betekent dat dus. Willem van Ranja had ooit een verhaal gehoord over een enthousiaste, vooruitstrevende en ambitieuze jongeling die een opleiding had gevolgd tot molenaar en tegelijkertijd een opleiding tot bakker. Gaf je deze jongeling graan dan kon hij het malen en tevens tot brood verwerken. Met deze bagage kon hij bepaalde economische wetten een stap voor zijn en de consument van een scherp geprijsde substantie voor onder het plakje kaas voorzien. En laat deze jongeling nu net meemaken dat toen hij klaar was met zijn studies brood eten ineens uit de mode was! Daar sta je dan met je goede bedoelingen en je dorsvlegel.
Nee, soms heb je het in het leven niet voor het kiezen, vond Willem van Ranja. Alles kan gebeuren. Een neef van Willem van Ranja wilde zelfmoord plegen. Hij ging in de stad een mooi touw kopen. Maar op weg naar huis kwam hij onder een trein. En dat staat natuurlijk niet tof op je grafsteen. “Hier ligt de neef van Willem van Ranja. Hij kwam onder een trein.”
Beter kun je dan het werk laten doen door een geisha. “Hij kwam onder een geisha” op je grafsteen vinden ooms en neven namelijk stiekem best stoer. Maar ja, nogmaals, je hebt het niet voor het zeggen in het leven, al is je ademhaling nog zo goed.
Wilde hij echt iets voor de mensheid gaan betekenen, dan moest hij zich meer gaan moeien met de politiek, zo vond Willem van Ranja. En in concretere zin bedoelde hij dan: de watermaffia. Toegegeven, voor de pornomaffia was ook veel te zeggen. Volgens Willem van Ranja had de landelijke en zelfs mondiale overheid er meer dan een vinger in om de brave bevolking seksverslaafd te maken. Heel simpel: meer seks betekent meer mensen en meer mensen betekent meer belastinggeld. En meer mensen betekent natuurlijk ook nog meer seks. En dus nog meer mensen et cetera. Een vurig goed plan, feitelijk, seks aan de man brengen. Het was er de touwtjestrekkers van de wereld dus ook alles aan gelegen om Jan met of zonder pet op waar dan ook duidelijk te maken dat het hebben van seks verdomd de moeite waard is.
Maar de watermaffia had toch meer voordelen, vond Willem. Aan het einde van de dag wil je er namelijk niet achterkomen dat je te weinig water hebt om de waterlinie te vullen en het schorriemorrie buiten te houden. En wat is nou belangrijker?
Bovendien moet je soms ook wat water bij de aanmaakwijn doen. Want overal waar te zoet voor staat, is niet goed, wist Willem en hij keek op zijn kapotte horloge.
‘Maar ach, gezellig is het wel,’ dacht hij.