Via de weekendtaalkundigen is, met een tussenstop bij de zon- en feestdagtaalkundigen, het begrip kameleonwoord dan eindelijk rijp om tot de goegemeente door te dringen. We spreken over een haast uitgesproken typisch universeel taaldingetje. Een van de pioniers in de toepassing van dit taalverschijnsel is Rudy van Beurden. In zijn speech tijdens het huwelijk van zijn oudste zus (in 2004) gebruikte hij maar liefst achtendertig kameleonwoorden. Hij overtrof hiermee ruimschoots Chomsky, die tot dan toe zich slechts sporadisch bediende van dit taalfenomeen. Synoniemen van kameleonwoord zijn onder andere naamverlading, ultiemclustering en domeinuitbreiding, wat stuk voor stuk toevalligerwijs ook kameleonwoorden zijn. Een kleine uitleg is wellicht toch nog op z’n plaats. De zin
(1) Als je astronaut wordt, ben je nog veel verder van huis.
lijkt op het eerste gezicht een heel normale constructie. Een vergelijking met de zin
(2) Als je astronaut wordt, ben je nog veel verder van huis.
levert ook tussen de soep en de aardappels niets op waar Renkema’s Schrijfwijzer van zou schrikken. Een nadere bestudering laat nochtans zien dat er hier meer aan de hand is. Het woord huis in (2) is een simpel, maar gedegen zelfstandig naamwoord zonder overheidsinmenging. Het woord huis in (1) is echter een kameleonwoord dat zich in alle opzichten (fonologisch, morfologisch, syntactisch, semantisch et cetera) gedraagt als een zelfstandig naamwoord. Hoe kameleonwoorden nou precies te herkennen zijn, voert iets te ver om in dit korte bulletin uit te leggen, maar na enkele weken oefening is men in staat om zonder te trillen en met het grootste plezier in (3) te ontdekken dat accusatief een kameleonwoord is en dat in (4) extern hiervoor doorgaat.
(3) Werkwoorden zonder extern argument kunnen geen accusatief casus uitdelen.
(4) Vrouwen zonder extern argument kunnen geen lakens uitdelen.
Kameleonwoorden kunnen blijkbaar alle mogelijke woordsoorten zijn: van lidwoorden tot naamwoorden, maar ook van voornaamwoorden tot telwoorden en zelfs tussenwerpsels en helemikmakwoorden. Om het nog duisterder te maken kan een kameleonwoord zelfs zonder functie of vorm op een lege plek staan, zoals (5) laat zien.
(5) Niet eten is ook een geregeld leven.
In (5) staat er tussen het ontkennende bijwoord niet en de infinitief eten het zogenaamde loze partikel, waarvan niemand het bestaan ooit heeft kunnen aantonen, maar waarvan taalkundige Marc van Oostendorp het bestaan wel heeft voorspeld. Ons kameleonwoord valt in (5) toevallig samen met dit loze partikel (ook wel het Van Oostendorpdeeltje genoemd). Inmiddels is minstens duidelijk dat kameleonwoorden nogal omstreden zijn in de taalkundescene. Wat wetenschappelijk wel als palpabel wordt geaccepteerd is dat kameleonwoorden een eigenschap hebben die vergelijkbaar is met het in huis halen van een blik erwten dat je vervolgens nooit openmaakt en dat ze daarnaast een eigenschap hebben die precies eender is met het kopen van een atlas waarvan je bladzijde dertien nooit zult bekijken.
Helaas moeten we ook opmerken dat kameleonwoorden niet de gezondste onder de woorden zijn, getuige (6).
(6) Ik heb Herman Brood van het Waldorf zien springen.
In (6) zien we dat het kameleonwoord Waldorf een defect vertoont en zelfs de semantiek wil ontstijgen. Er is dus een kans, als we de buurman van Marc van Oostendorp willen geloven, dat onze ondertussen toch zo dierbare kameleonwoorden binnen enkele jaren zijn uitgestorven.
Laten we op iets wat op hout lijkt kloppen.