Sax, gehakt en socialisme

“Blijf van mijn mondstuk af, smeerlap!” bulderde de saxofoon.
“Kom nou toch,” zei Emile Roemer op zo’n typische Emile Roemertoon, “mijn vrouw is net even naar de slager om drie pond half-om-half gehakt en karbonades te halen.”
“Slager, schmager,” beet de saxofoon hem toe, “met die gore lippen van je blijf je van me af. Je stinkt uit je bek. Ik moet bijna kotsen. Alsof je eerst Pia Dijkstra hebt gebeft en je vervolgens twee broodjes bal met mayo en een saucijzenbroodje uit de kantine van de Tweede Kamer hebt gegeten.”
“Daar is helemaal niks van waar. Ik heb helemaal niets gegeten in de kantine en het was Ieneke van Gent,” zei Emile Roemer op zo’n typische verongelijkte SP-toon.
“Dat verklaart veel,” zei de saxofoon, “wat een lucht, man.” Emile stond wat verdwaasd op het zoldertje van zijn bescheiden stulpje in Boxmeer. Hij was stiekem naar boven geslopen om even een deuntje op zijn saxofoon te blazen terwijl zijn vrouw bij de kiloknaller zijn broodnodige vlees ging halen. Als ze er was mocht hij geen saxofoon spelen. Dat deed haar veel te veel denken aan de oorlog die ze nog niet had meegemaakt. Emile hield rekening met haar pre-traumatische stressstoornis maar af en toe kon hij zijn lusten niet bedwingen. En nu stond hij daar, op zijn zoldertje, met een obstinate saxofoon die niet bespeeld wilde worden.
“Zeg luister eens hier,” begon Emile Roemer streng, “je bent geen dwarsfluit maar je ligt wel zo dwars alsof je er een bent.”
“In de tweede kamer kom je misschien weg met dat soort flauwe kutgrappen. Maar bij mij moet je er niet mee aankomen. Rot op. Ga rukken ofzo.”
“Als je Ieneke van Gent net hebt gebeft is rukken wel het laatste waar je aan wilt denken,” zei Emile Roemer, “laat me ten minste een stukje Maijuls Deevis spelen.”
“Tenminste, aan elkaar, zonder spatie!” zei de saxofoon geërgerd.  “En Miles Davis,” de saxofoon benadrukte de naam, “is voor jou iets te hoog gegrepen.”
“Je doet mijn virtuoze saxofoonspel te kort,” zei Emile Roemer bedroefd zoals alleen iemand van de SP dat kan, “iedereen weet dat ik alles behalve slecht speel.”
“Tekort! Niet te kort, potverdikkeme! En allesbehalve! Ik doe jouw allesbehalve virtuoze spel helemaal niet tekort. Je kan niet spelen Roemer en dat weet je zelf ook wel. En let godverdomme eens op dat spatiegebruik van je.” De saxofoon had aan veel dingen een hekel maar, taalpurist als hij was, had hij nog wel de grootste hekel aan onzorgvuldig taalgebruik. Zijn grootste allergie was foutief spatiegebruik.
Emile, die zich van geen kwaad bewust was, probeerde het nog een keer. “Luister, ik ben alles behalve uit op ruzie. Hoe lang dat nog duurt, weet ik niet, maar ik zou even goed nog een stukje kunnen spelen. Ah toe,” smeekte Emile Roemer, “laat me heel even blazen zo lang het nog kan.”
“ALLESBEHALVE! EVENGOED! HOELANG! ZOLANG!” tetterde de saxofoon.
“Betekent dat, dat je me laat spelen?”
“Vooruit dan maar,” zei de saxofoon, “als je speelt maak je tenminste geen taalfouten.”

De saxofoon zag de lippen van Emile Roemer dichterbij komen. De geur van Ieneke van Gent werd met elke millimeter sterker. Hij hield zijn adem in.

2 antwoorden op “Sax, gehakt en socialisme”

  1. Zelf ken ik een saxofoon die allemaal corrosie aan de binnenkant had, deze werd bespeelt door een man die zeepaardjes befte en zo het zout de sax in joeg en zelf altijd schrale lippen had!

Reacties zijn gesloten.