“Ik kan helemaal geen piemel tekenen,” mompelde Marjet nogal beteuterd. “Verder dan een paar ballen kom ik niet.”
“Wat?” riep Marjanneke met een zeker ongeloof. “Een piemel tekenen is echt het simpelste wat er is!”
Marjet wachtte gespannen tot Marjanneke een demonstratie zou geven. En dat gebeurde ook.
“Kijk,” blaatte Marjanneke, terwijl ze haar potlood op het papier zette. “Ik begin altijd met het corpus spongiosum. Waar de plasbuis door loopt, dus. En daar mag best een gezellige kromming in zitten. Niet bang zijn, gewoon lekker tekenen!”
Marjet moest lachen. “Het is nog maar een kale bedoening zo,” proestte ze. “Een soort agressieve selderij, daar heeft het nog het meest van weg.”
“Hee, het is nog niet af!” lachte Marjanneke met Marjet mee. “Om het geheel nu meer body te geven teken ik de corpora cavernosa erbij. Kijk maar. En bloedvat, bloedvat, bloedvat. Voilà, voilà, voilà. En je ziet gewoon al waar de huid voor de afwerking moet komen! Of niet?”
Marjets mond viel open.
“Ik zie je denken,” ratelde Marjanneke. “Maar die eikelloosheid lossen we hiphophopperdepop op van je hela hola. Scrotum, haartjes. Zo!”
“Het is werkelijk verbluffend hoe vakkundig jij dat doet,” zeverde Marjet. “Dan lijkt dat wat ik hier geprutst heb meer op een omgekeerde Allah.”
“Kwestie van oefenen, Marjet,” zwetste Marjanneke. “Maar een omgekeerde Allah zou ik het toch niet noemen, hoor. Niemand heeft Allah ooit in een omgekeerde positie gezien. Het is namelijk algemeen bekend dat lenig zijn niet echt zijn ding is. Bovendien is hij zo lui als een flikker die een staalborstel moet eten. Wat jij hebt gekrabbeld zou ik daarom eerder een drol die een slechte imitatie van een dubbele helix doet noemen.”
“Je hebt gelijk,” bevestigde Marjet.
“Weet je waar ik trouwens een pishekel aan heb?” vroeg Marjanneke, terwijl ze haar koekje in haar thee doopte.
“Kutten tekenen?” probeerde Marjet.
“Nee,” beet Marjanneke stug. “Dat de juffrouw of zo naar je tekening kijkt en dan ‘goh, jij hebt een mooie piemel getekend!’ zegt.”
“Ik begrijp precies wat je bedoelt,” viel Marjet Marjanneke bij.
“Ja,” ging Marjanneke door. “Je weet dan potdomme nooit of ze nou bedoelen dat ze de piemel die je getekend hebt mooi vinden of dat ze de tekening van de piemel die je getekend hebt mooi vinden!”
“Een kutcompliment is het!” zeverde Marjet. “Wie bepaalt er trouwens wat een mooie piemel is?”
De twee meiden keken elkaar aan en besloten om onverklaarbare redenen ineens allebei tegelijkertijd Pippi-Langkousstaartjes in hun haren te doen. Ze neurieden erbij.
“Adolf Hitler schijnt een erg mooie piemel te hebben gehad,” reutelde Marjanneke. “Daar hoor je zelden iemand over.”
“Ik geloof je meteen,” kwekte Marjet, wakkerder dan daarvoor, en ging rechtop zitten. “Pure kift, lijkt me. Mensen vinden het vaak moeilijk positieve eigenschappen van anderen te benoemen. Bah, ik heb een hekel aan vooroordelen!”
“Wij kunnen praten, vriendin, en daarom mag jij mijn piemel inkleuren,” kakelde Marjanneke en ze gaf Marjet een handvol bruine potloden.
Kut de crêpe, eigenlijk…
Oef, wat een gekut!