Gisteren weer eens de flick ‘Lawrence of Arabia’ zitten kijken. Het kostte enige moeite – het is een lange film –, maar het was de moeite wederom waard.
Toen een bandje als The Beatles nog slechts lullige dingen als ‘Love me do’ kon uitkramen, werden er al prachtige films gemaakt. Cinematografisch gezien dan. Want het verhaal is natuurlijk erg laag. De hele film werkt ernaar toe om die vriendelijke Turken een kopje kleiner te maken. En dat zijn wel mooi onze landgenoten, ja!
Dat is gewoon niet leuk. Kutbritten!
De film is ook van begin tot eind opgenomen in Groot-Brittannië, Wales om precies te zijn. Het nabouwen van de woestijnen heeft iets van elf maanden geduurd. Mij had het simpeler geleken om even naar de Drunense Duinen te gaan. Maar goed, ik ben natuurlijk geen arrogante Engelsman.
Uiteindelijk ging het de Britten natuurlijk om het behoud van het Suezkanaal. Laat daar geen misverstand over zijn. Engelsen zijn geen altruïsten die graag Arabieren helpen.
Wat zeker interessant is, is dat in de film echte kamelen zijn gebruikt. Elke kameel die je ziet is een echte. In de jaren zeventig ging het gerucht dat het verklede paarden of bigfoots waren, maar dat is dus niet waar. Kamelenfluisteraar Ralf van Zwieten zei er vorig jaar nog het volgende over: “Kijk, kamelen zijn geen ochtenddieren. Als je hen niet pissig wil maken, moet je hen lekker uit laten slapen. Daarom zijn ook eigenlijk in de film ‘Lawrence of Arabia’ alle shots met kamelen in de middag opgenomen. Vandaar die brandende zon de hele tijd en zo…”
Al met al moeten we blij zijn dat zowel Albert Finney als Marlon Brando voor de hoofdrol gepast hebben en dat we de vrolijke drinker Peter O’Toole hebben mogen leren kennen.