Sip en Jankerdje liepen in de tuin.
Ik ruik iets, zei Jankerdje. Zit er stront aan je schoen?
Nee, aan mijn lul, zei Sip. Ik heb vanochtend onze au pair geneukt.
‘Au pair’, wat is dat? vroeg Jankerdje.
Nou, zei Sip, dat is een soort vrouw met een andere taal die heel veel reist om dan hier heen te komen om onderdanigheid te leren.
Aha, dus ik kan nooit au pair zijn, zei Jankerdje.
Nee, zei Sip, want jij woont hier al.
Jankerdje was teleurgesteld en voelde op haar hele lichaam of ze al borstjes had.
Sip zag het.
Kom, we gaan stenen gooien in het meer, zei Sip opbeurend bedoeld.
Ja, maar dat doen we al zo vaak dat het meer meer stenen is dan meer, zei Jankerdje sneu.
Of we gaan een vlieger vouwen, zei Sip met zijn vuistjes in de lucht.
De vlieger die ik voor mijn verjaardag kreeg was anders meteen stuk toen jij hem ging vouwen, zeurde Jankerdje.
Koekjes dan maar, zei Sip.
Met melk, zei Jankerdje.