Het was in de zomer van 1974 toen ik met mijn vrienden Jan Willem en Willem Jan op vakantie was in Schotland. Hoogtepunt was de nacht dat we kampeerden bij kasteel Urquhart aan Log Ness. Een monster zagen we niet. Er dreef wel een bierblikje in het water. Opmerkelijk was dat het een blikje Schultenbräu was. Je kent het wel, dat in goedkoopheid excellerende gerstennat wat de prijsdrukkende Duitse grootgrutter Aldi de plebejische man aan de man probeert te brengen.
“Survival of the Fitna,” riep Jan Willem uit het niets.
“Pe… pe… pedaa… pedaa… vuilnisbak, ” riep Willem Jan. We lachten alledrie. Mijn neus jeukte.
Ik wilde een boterham smeren met een dikke laag boter en wat bastaardsuiker maar vond niets anders dan een potje marmite. We aten de boterhammen met marmite, dronken drank en keken naar de sterren die bewegingsloos aan de hemel leken te staan. Het was niet koud maar af en toe deed een frisse bries mijn lijf rillen.
“Wie heeft er zin om nog een week te blijven?” Jan Willem leek oprecht met het stellen van deze vraag.
“Ik moet morgen weer aan de fitness, ” zei Willem Jan.
“Survival of the Fitna, ” riep ik.
Willem Jan en Jan Willem keken me raar aan.
Het was nog lang donker.
Jammer dat jullie niet wisten dat om de hoek bij kasteel Urquhart een prima hoerentent is.